Een van de eerste wapenfeiten van Minister-President Diependaele was de aankoop van 10.000 licenties voor de AI-assistent “Microsoft Copilot” tijdens de bijeenkomst van het Wereld Economisch Forum in Davos in januari. Een boost voor de digitale transformatie van de administratie van de Vlaamse Overheid. Hoe dat dan te rijmen valt met de bocht van 180 graden die Mevrouw Demir (Minister van Onderwijs) nu lijkt te maken met het terugschroeven van de middelen voor Digisprong 2.0 in het Vlaamse Onderwijs is onduidelijk of op zijn minst frappant te noemen. Aan de ene kant wordt er verwacht dat burgers meegaan in de verdere digitalisering van de administratie maar men aarzelt eigenlijk om daar aandacht aan te besteden in onderwijs. En dat is een gemiste kans.

DIGISPRONG ANDERHALF NIET TWEE

Nochtans, als het aankomt op digitale vaardigheden gooit de Vlaamse leerling hoge ogen. Uit het ICILS-onderzoek, bij leerlingen uit 34 landen in het tweede jaar secundair onderwijs, waarvan de resultaten afgelopen november bekend raakten belandden we op een verdienstelijke vijfde plaats.   Dat staat in schril contrast met de andere internationale peilingen zoals PISA, PIRLS EN TIMMS waar Vlaanderen niet hoger scoort dan het gemiddelde. Dat we hoog scoren voor digitale vaardigheden is te danken aan de inspanningen van partijgenoot en voorganger van huidig minister Demir, Ben Weyts. Het is alleszins geen reden om genoegzaam achterover te gaan leunen.

Allemaal digitaal! Goed. Maar ook op school.

De eenmalige injectie, die Digisprong dreigt te worden, zal een slag in het water blijken. Er moet duurzaam geïnvesteerd worden met mensen en middelen in de digitale omslag om deze positie vast te houden. Want de verwachtingen zijn hoog. De Europese Unie heeft doelstellingen vooropgesteld in het DIGCOMP-raamwerk en faciliteert deze ook. Er wordt veel geld gestopt in onderzoeksprojecten om burgers (en dus ook leerlingen) digitaal geletterd te maken en te houden. En dat is nodig.  Communicatie met overheden en andere instanties verloopt veelal digitaal. Denken we maar even aan ItsMe, NexuzHealth of de afbouw van de fysieke kantoren van de banken, een bus- of treinticket aankopen, digitale loketten van de lokale overheden,… De voorbeelden zijn legio.

Aan de ene kant wordt er verwacht dat burgers meegaan in de verdere digitalisering van de administratie maar men aarzelt eigenlijk om daar aandacht aan te besteden in onderwijs. En dat is een gemiste kans.

Vincent Vanrusselt

Coördinator | Centrum Digitaal Leren, Hogeschool PXL

Groepsaankopen? Zeker. Maar wie onderzoekt?

Moeten we dat dan allemaal in de schoolbanken leren? Neen. Maar het is wel belangrijk om er fundamenteel en niet aflatend aandacht aan te besteden in de klas. En met de nieuwe minister lijkt de terugslagklep opengezet. Enkel via een omweg komt er nog steun voor het aankopen van toestellen, bijvoorbeeld. Ouders en leerkrachten zullen een ‘precaire’ situatie moeten kunnen aantonen vooraleer er een beperkte ondersteuning komt voor het aankopen van een toestel. En zal dit dan leiden tot een gefragmenteerd en versplinterd aankoopbeleid van de scholen, waarbij ouders met een gezondere socio-economische situatie zich een duurder toestel kunnen veroorloven voor hun kind en zich dus een beter resultaat voor digitale competenties ‘kopen’? Scholen zullen immers minder tijd kunnen besteden aan een weloverwogen groepsaankoop. De vorige aanbestedingsprocedure was al een uitdaging voor de meeste scholen waardoor een aantal hun financiering dreigden mis te lopen. Met de verschuiving van de schaarsere middelen dreigt deze situatie niet te verbeteren. 

Afschaffen pedagogische studiedagen? Ook dat is nefast.

Let op, niemand zit te wachten op een wilde weldoener die zonder nadenken een budget vermorst. Want er is véél behoefte aan ondersteuning, structuur en professionalisering. Het ambt van ICT-coördinator verdient meer aandacht, bijvoorbeeld. Maar er is meer dan alleen de toestellen. De ontmoedigingspolitiek rond het organiseren van pedagogische studiedagen, een maatregel die ingaat vanaf september, zal de professionalisering van leerkrachten een knauw geven. Want veel leerkrachten willen wel aandacht besteden aan digitalisering maar hebben vaak geen idee hoe dat didactisch zou moeten. En dat vraagt dus tijd. Tijd die er vaak niet is. Leerkrachten zwichten nu al onder de werkdruk. Een gemiddelde leerkracht werkt 48 uren in een week.

Waar past dan de professionalisering nog in?  En die is broodnodig. Niet in het minst voor de zij-instromers. Artificiële intelligentie, bijvoorbeeld, sluipt ons dagelijks leven binnen en vraagt om sensibilisering en achtergrondinformatie. De kennis en vaardigheden voor professionalisering rust vaak bij gedetacheerde leerkrachten die hun expertise graag willen delen met collega’s. Ze worden vrijgesteld om andere pedagogische of didactische taken op zich te nemen. Ook daar heeft de Minister een ongenuanceerde kaalslag veroorzaakt. Allemaal terug naar de klas. Zodat het lerarentekort weer met 1.500 eenheden verkleind kan worden. Een vergissing.

Tot slot is er niets tegen kennisrijke curricula, willen we allemaal dat onze kinderen les krijgen in gebouwen die asbestvrij zijn en moet er meer aandacht naar taal en wiskunde. Maar het is een en-enverhaal. In tijden van hybride oorlogsvoering, desinformatie, hacking en phishing en het potentieel van digitale transformatie in een verzadigde arbeidsmarkt is er nood aan wakkere burgers en geschoolde werknemers die uit de voeten kunnen met digitale toepassingen die hun productiviteit verhogen en hun weerbaar maken voor de verleidingen en gevaren van een digitale samenleving. En dat is een taak voor onderwijs. Om terug te komen bij het begin: Het aankopen van licenties voor een AI-assistent is een waardevol initiatief maar wat als blijkt dat het administratief personeel van de Vlaamse Overheid onvoldoende digitaal geletterd blijkt om er werkelijk een verschil mee te kunnen maken of het potentieel niet of ondermaats benut wordt. Dan is het een inspanning die geen of weinig resultaat heeft.